Er zijn diverse soorten dwergmispels en daarnaast ook meerdere kruisingen en gecultiveerde vormen. Afhankelijk van de gehanteerde definitie van een soort zijn er 50 tot 400 soorten.

Alle soorten die in Nederland voorkomen zijn uitheems, op één na: wilde dwergmispel (Cotoneaster integerrimus). De identificatie van de verschillende soorten is lastig. De dwergmispels worden in twee groepen verdeeld: de kleinbladige en de grootbladige. Binnen een groep vertonen de soorten in taxonomisch en ecologisch opzicht veel overeenkomsten en zijn moeilijk te onderscheiden.
Cotoneaster-soorten vormen meestal struiken, maar sommige soorten groeien zeer vlak (bodembedekkend) en een aantal soorten kunnen uitgroeien tot kleine bomen. Er zijn soorten die wintergroen zijn. De kleine appelvormige vruchten zijn rood tot bruinrood of oranje tot zwart. Dwergmispels kunnen zich voortplanten via zaad en via uitlopers. Dwergmispels kunnen verward worden met vuurdoornsoorten (Pyracantha). De takken van dwergmispels hebben geen doornen, die van vuurdoornsoorten wel.
Aanwezigheid en effect in Nederland
Stand van zaken in 2017
Tien soorten dwergmispel hebben zich in Nederland gevestigd: Cotoneaster ambiguus, Cotoneaster bullatus, Cotoneaster dielsianus, Cotoneaster divaricatus, Cotoneaster hjelmqvistii, Cotoneaster horizontalis, Cotoneaster rehderi, Cotoneaster salicifolius, Cotoneaster x suecicus en Coteneaster x watereri. Het voorkomen van de diverse soorten dwergmispel verschilt sterk per soort.
Effect op biodiversiteit en ecosysteem
De dwergmispels kunnen grote bestanden vormen waarin geen andere soorten meer groeien. De planten veranderen de vegetatiestructuur en -samenstelling en vormen daarmee een bedreiging voor kwetsbare soorten. Het gedrag en de invasiviteit van de kleinbladige en de grootbladige dwergmispels is vergelijkbaar. Ze verschillen wel wat betreft de leefgebieden die ze bedreigen. De kleinbladige soorten, die meestal een meer kruipende groeivorm hebben, lijken zich makkelijker te vestigen in meer open vegetaties.
Ze hebben een voorkeur voor kalkrijke bodems en vormen een potentiële bedreiging voor de kalkgraslanden, duingraslanden, mergelgroeven en bosranden van duinbossen en mogelijk ook andere bossen (Veluwe). De grootbladige soorten vormen een bedreiging voor bossen, zoals in de Noordoostpolder en duinbossen. Zowel de kalkgraslanden als de duinen zijn Natura 2000-gebieden waarin zeer waardevolle en kwetsbare planten voorkomen. Ook mergelgroeven zijn in Nederland een kwetsbare habitat. De volgende soorten zijn op dit moment lokaal invasief: Cotoneaster ambiguus, Cotoneaster dielsianus, Cotoneaster divaricatus en Cotoneaster hjelmqvistii.
Effect op ecosysteemdiensten
Niet van toepassing
Overige effecten
Cotoneaster-soorten kunnen aangetast worden door de bacterie Erwinia amylovora; het zijn zogenaamde waardplanten. Deze bacterie veroorzaakt de ziekte bacterievuur bij bijvoorbeeld appel- en perenbomen. Bij aanraken kunnen de planten contacteczeem veroorzaken.
Beheermaatregelen
Cotoneasters zijn geliefde tuinplanten. Maar gezien de ecologische gevolgen van verwilderde planten is het beter om geen Cotoneasters meer aan te planten in tuinen, parken en ander openbaar groen, zeker niet in de nabijheid van kwetsbare natuurgebieden. Een mogelijk alternatief voor cotoneaster is Lonicera nitida. Dit is een groenblijvende struikachtige plant. Cotoneasters die overtollig zijn, of afgezaagde takken, kunnen het beste als groenafval worden afgevoerd. De planten(delen) nooit in de natuur dumpen! Ze kunnen mogelijk weer uitlopen en als er vruchten zijn, kunnen de zaden kiemen.
Dwergmispels hebben een sterk en uitgebreid oppervlakkig wortelgestel. Jonge planten kunnen worden verwijderd door het gebruik van een speciaal werktuig (in het Engels weed wrench genoemd). Zowel de stronk als de wortels moeten verwijderd worden, want die kunnen weer uitlopen. Oudere planten met veel uitlopers vanuit de grond, kunnen op een effectieve manier verwijderd worden door in september de uitlopers af te zagen en aan te stippen met glyfosaat. Dit is het meest effectief bij een stamdikte van meer dan 2 cm, dunnere stammen zullen weer uitlopen. Herhaaldelijk afzagen (twee keer per jaar gedurende twee jaar) vermindert de groeikracht maar leidt niet tot afsterven van de plant. Afbranden is ook niet effectief omdat de planten opnieuw uitlopen. Ook begrazing is niet effectief, de plant is licht giftig voor dieren en het is de laatste soort die ze zullen opeten.
Het verwijderen van afgezaagde planten(delen) met vruchten moet zorgvuldig gebeuren, zodat de vruchten er niet af vallen en zo worden verspreid. Zaad kan tot vijf jaar kiemkrachtig zijn, dus na de verwijdering van planten is nazorg noodzakelijk.
Lees meer in de factsheet: https://www.nvwa.nl/binaries/nvwa/documenten/plant/planten-in-de-natuur/exoten/risicobeoordelingen/factsheet-dwergmispels/Dwergmispels+factsheet.pdf
Bronnen
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (2022) geraadpleegd op 11-11-2024 op https://www.nvwa.nl/onderwerpen/invasieve-exoten/documenten/plant/planten-in-de-natuur/exoten/risicobeoordelingen/factsheet-dwergmispels